Blogs


Zo nu en dan, met de regelmaat van een onregelmatige klok, schrijf ik een blogje. Die komen hier terecht. 


De Shoarmakraam aan het Kruispunt

(30 september 2025)


Meneer Van Dalen

Het was laat op de avond toen meneer Van Dalen, een keurige man van middelbare leeftijd, hongerig over het plein liep. De winkels waren dicht, de lantaarns gloeiden als trage sterren, en uit een klein hoekje kwam de geur van gebraden vlees en knoflook hem tegemoet.
Een shoarmakraam.

Hij bestelde een broodje. Terwijl hij wachtte, keek hij om zich heen. De mensen voor en achter hem spraken allemaal andere talen. Sommigen droegen trainingspakken, anderen nette pakken, weer anderen slierden achter kinderwagens.
“Gek eigenlijk,” dacht hij, “dit broodje is inmiddels net zo Nederlands als haring of stamppot. Maar het komt van heel ergens anders vandaan.”
En toen vroeg hij zich af: Waar komt die shoarma eigenlijk vandaan?
Ooit had iemand die meegenomen. Een migrant, een ondernemer, iemand met lef en honger naar een toekomst. Eerst waren er maar een paar kramen. Daarna kwamen er meer. Tot op een dag niemand zich meer afvroeg of shoarma ‘wel Nederlands’ was. Het hoorde er gewoon bij.

Zo is cultuur altijd geweest: een soep waarin telkens iets nieuws wordt gegooid. Soms pittig, soms zacht, maar altijd in beweging.
De soep begint te schiften

Maar op dit kruispunt van culturen, waar shoarma naast friet en stroopwafels te vinden is, is iets aan het veranderen.
Meneer Van Dalen ziet het gebeuren: mensen staan niet meer in één rij voor de kraam, maar in groepjes. De ene groep vindt dat shoarma hier nooit had mogen komen. De andere groep wil dat iedereen shoarma eet, en wie dat niet wil is ‘ouderwets’ of ‘xenofoob’.

De verkoper roept dat er genoeg is voor iedereen, maar niemand luistert.
De geur die ooit mensen aantrok, lijkt nu juist groepen uit elkaar te drijven. De soep, die eeuwenlang rustig pruttelde, begint te schiften.

De verkiezingsstorm

Over een paar weken zijn de verkiezingen. Alsof iemand het gas onder de pan flink heeft opengedraaid, begint het te borrelen.
Politici lopen over het plein met megafoons. Ze wijzen naar de shoarmakraam en roepen:
– “Kijk, dáár begon het verval!”
– “Nee, dáár zit onze toekomst!”
– “Wie niet bij ons groepje hoort, hoort nergens bij!”

Iedereen roept, niemand luistert. Zelfs de duiven, die normaal rustig tussen de mensen door scharrelen, zijn weggevlogen.

De polarisatie groeit niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook in buurthuizen, scholen en gezinnen. Links en rechts zijn geen richtingen meer, maar loopgraven. Mensen graven zich in, gooien retorische granaten, en vergeten waarom ze überhaupt op het plein stonden: om samen te eten, samen te praten, samen te leven.

Hoe zijn we hier gekomen?

Als meneer Van Dalen eerlijk is, weet hij het antwoord eigenlijk wel. Het is niet in één dag gebeurd.
Het begon met kleine scheurtjes. Mensen verloren langzaam vertrouwen in de koks van de soep — de politici, de bestuurders. Er kwamen schandalen, halfbakken beloften, draaikonterij.

Daarna kwam het internet, met zijn eindeloze marktkraampjes van meningen. Daar kun je altijd precies díé soep vinden die jouw smaak bevestigt. En als iemand iets anders zegt, dan klik je ze gewoon weg.
Het plein, ooit een plek waar je toevallig anderen ontmoette, werd een verzameling losse eilandjes met een muur eromheen.

En dan zijn er nog de roeptoeters — aan beide kanten. Politici die weten dat schreeuwen meer aandacht krijgt dan luisteren. Sociale media die extreme geluiden belonen. Groepen die elkaar steeds minder als mensen zien, en steeds meer als vijanden.

Langzaam maar zeker kookte de soep over.

De rellen bij de kraam

Vorige week sloeg de vlam in de pan. In Den Haag liepen demonstraties uit op rellen. Ruiten sneuvelden, auto’s vlogen in brand, stenen vlogen door de lucht. Het plein veranderde in een slagveld.

Meneer Van Dalen stond aan de rand en kon niet geloven wat hij zag.
Was dit nou Nederland? Het land waar ooit iedereen rustig in de rij stond voor een broodje shoarma, ongeacht afkomst of mening?

Hij dacht aan de verhalen van zijn opa over de jaren dertig. Over hoe mensen toen ook steeds harder gingen roepen. Hoe groepen uit elkaar dreven, hoe leiders de woede gebruikten om macht te krijgen.
En hij voelde een koude rilling over zijn rug.

Kan er nog een nieuwe soep ontstaan?

Sommigen zeggen dat de hele pan moet worden weggegooid. Dat Nederland een totaal nieuwe staatsvorm nodig heeft. Iets wat nergens anders bestaat.
Maar wat dan precies? Niemand lijkt het te weten.

Anderen zeggen dat we gewoon beter moeten roeren. Meer burgerberaden, meer luisteren, minder geschreeuw. In sommige landen — Ierland bijvoorbeeld — hebben ze groepen burgers willekeurig bij elkaar gezet om over moeilijke onderwerpen te praten. Zonder camera’s, zonder politieke spelletjes. En tot ieders verbazing kwamen daar oplossingen uit waar de meeste mensen mee konden leven.

Misschien moeten wij dat ook proberen. Niet omdat het hip is, maar omdat de oude manier van koken niet meer werkt.

De stem van de gewone eter

Meneer Van Dalen weet niet op wie hij moet stemmen.
Als hij de posters ziet, ziet hij alleen maar koks die elkaar beschuldigen van het verpesten van de soep.
De een zegt: “Zij hebben er te veel shoarma in gegooid!”
De ander zegt: “Jullie willen alleen maar saaie hutspot!”
En ondertussen verbrandt de bodem van de pan.

Hij vindt ze allemaal even kinderachtig, even kortzichtig. Sommigen vindt hij zelfs gevaarlijk — ze gebruiken de woede als brandstof voor hun eigen ambities.

En hij is niet de enige. Veel mensen staan op het plein en kijken van de ene groep naar de andere, zonder te weten waar ze bij horen.

De stilte na het koken

Misschien, denkt Van Dalen, moeten we allemaal even stoppen met roepen.
De pollepels neerleggen. De megafoons uitzetten.
Gewoon even luisteren naar het borrelen van de soep. Proeven. Ruiken. En beseffen dat geen enkele smaak ‘de echte’ is.

De Nederlandse cultuur is geen monument van steen, maar een ketel die al eeuwen op het vuur staat. Soms rustig pruttelend, soms woest bruisend. Wat erin zit, komt van overal en nergens. En dat is precies waarom ze uniek is.

Wat er na de verkiezingen kan gebeuren

Er zijn verschillende paden mogelijk:

- De pan kookt over
De extremen winnen terrein. De roep om uitsluiting, harde maatregelen en wantrouwen groeit. De soep verbrandt.

- Er komt een nieuw recept
Partijen uit het midden besluiten samen een nieuwe, minder spectaculaire maar voedzame soep te maken. Met minder theater, meer praktische stappen.

- Iedereen kookt zijn eigen soep
De eenheid brokkelt af. Gemeenschappen trekken zich terug, experimenteren met nieuwe vormen van overleg. Sommige lukken, andere mislukken.

Wat het ook wordt — de smaak hangt niet alleen af van de koks, maar ook van de eters. Van ons allemaal.

Slotgedachte

Meneer Van Dalen neemt zijn broodje shoarma en loopt naar huis.
Hij weet dat één broodje de wereld niet verandert. Maar terwijl hij eet, denkt hij: misschien moeten we niet proberen de soep terug te draaien naar vroeger. Misschien moeten we leren hoe we weer samen kunnen koken — mét al die verschillende smaken.

En misschien begint dat niet bij een debatzaal of een partijprogramma, maar bij iets eenvoudigs als samen eten, samen luisteren, en samen nadenken over hoe we de pan op het vuur houden zonder dat hij overkookt.

De Ontstemde Pianostemmer

(24 augustus 2025)


Er was eens een pianostemmer die dacht dat hij, met geduld en precisie, een oude vleugel weer tot leven kon wekken. Het instrument stond in de salon van meneer W. De Koning, die vertelde dat dit de trots van zijn huishouden was. Maar toen de stemmer het deksel opende, zag hij geen piano, maar een museum van vergane glorie, een verzameling houtwormen en eigenwijze snaren die ooit samen een melodie hadden gevormd.

Aan de linkerzijde van het klavier gaapte de leegte. Waar de warme, volle tonen hadden moeten liggen, trof hij enkel kale plekken, alsof iemand met haastige hand de toetsen had losgetrokken en op de rommelmarkt had verkocht.
Het middenregister, dat normaliter de brug vormt tussen uitersten, zat vol scheuren en barsten. En aan de rechterzijde… ach, daar was het helemaal een puinhoop: toetsen die krom stonden als oude mannenruggen, sommige toetsen hadden een wispelturige positie ingenomen, zodat je niet kon zien welke toon ze nou eigenlijk vertegenwoordigden, snaren die spanden en kraakten alsof ze liever in een viool of accordeon waren beland.

De stemmer streek met zijn hand over de ivoren toetsen die nog wel aanwezig waren. Hij probeerde voorzichtig een akkoord, maar de klank die terugkaatste was meer te vergelijken met een koor waarin ieder koorlid een ander lied zingt, in een andere toonsoort, en op eigen tempo. De dissonantie deed pijn aan het oor, maar de piano zelf leek er plezier in te hebben.

Hij begon zijn werk. Met zijn stemhamer tikte hij behoedzaam tegen een snaar. Die trilde een ogenblik, leek zich gewonnen te geven, en koos daarna weer eigenwijs een andere toonhoogte. Het was als een hond die even aan de lijn loopt, maar zodra de baas niet kijkt, alsnog de straat oversteekt. Iedere snaar, ieder mechaniekje leek zijn eigen agenda te hebben.

Soms leek het alsof er toch iets van harmonie ontstond. De stemmer zette een akkoord in, en heel even klonk er een flard van een melodie, als een zonnestraal door een dicht wolkendek. Maar nog voordat hij zich kon verheugen, sprong er een toets los en rolde ratelend de grond op. Daar lag ze dan, hulpeloos en nutteloos, als een partij die zich tijdens een debat van het toneel verwijdert.

Hoe langer hij bezig was, hoe duidelijker het werd dat dit geen piano was die zich liet stemmen, maar een verzameling losse onderdelen die toevallig dezelfde kast deelden. De snaren trokken zich niets aan van de stemvork, de toetsen weigerden samenwerking, en de hamerkoppen sloegen liever op eigen houtje dan in gezamenlijk ritme. Het stemmen leek meer op het bijeenhouden van een ruzieachtig gezin tijdens een kerstdiner: niemand luistert, iedereen praat, en toch moet er zogenaamd een feeststemming heersen.

En alsof dat nog niet genoeg was, hoorde hij door de muren heen dat ook de piano’s in de buurlanden vals klonken. In één huis was een snaar zo hard aangeslagen dat hij was geknapt; sindsdien klonk daar alleen nog een dof geratel, alsof men dacht dat oorlog een ritme was dat je kon volhouden. Elders was een ander instrument zó verwaarloosd dat er nauwelijks nog toetsen over waren. Men speelde er met gebalde vuist op het hout, zonder melodie, enkel met lawaai – alsof men met geweld alsnog muziek kon afdwingen.

Toch werd van hem verwacht dat hij deed alsof dit alles samen een orkest vormde, alsof kakofonie vanzelf harmonie zou worden wanneer men er genoeg vlaggen en woorden bij hing.

De stemmer probeerde het nog eens, dit keer met meer kracht. Maar hoe harder hij werkte, hoe koppiger het instrument werd. Het leek bijna te genieten van zijn mislukking, alsof de piano een oude cynicus was die fluisterde: “Zie je wel, jongen, harmonie is een illusie. In dit huis niet, en daarbuiten al helemaal niet.”

Uiteindelijk legde hij zijn gereedschap neer. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek naar de heer des huizes.
“Beste meneer W. De Koning,” zei hij zacht, “ik kan dit instrument blijven bijstellen, maar u zult nooit de muziek horen die u wenst. Dit is geen piano meer, dit is een kakofonie in een houten doos. U kunt blijven stemmen tot de hamerkoppen versplinteren, maar het zal niets veranderen. Wat u nodig hebt, is geen nieuwe poging, maar een nieuw instrument. Een piano die nog in staat is om klanken samen te brengen, in plaats van ze uit elkaar te laten vallen.”
De stemmer sloot zijn kistje met gereedschap en verliet de salon. Achter hem klonk nog één laatste, vals aanslaand akkoord – een triomfantelijk slotakkoord van een instrument dat zichzelf allang niet meer serieus nam.

En zo bleef de piano achter, wachtend op de volgende verkiezing van een stemmer die dacht dat hij met toewijding orde kon scheppen. Maar wie goed luisterde, wist: dit instrument is onstembaar – en het orkest daarbuiten al net zo.

Vaarwel Blackie Waggie

30 mei 2025

(deze afbeelding is een impressie en geeft een niet bestaande situatie weer)

Deze foto is een impressie en geen bestaande situatie, zowel in het heden als het verleden.

Sommige mensen hechten zich aan hun huisdier, anderen aan hun favoriete trui. Ik? Ik raakte gehecht aan een kleine zwarte Ford Fiësta uit 2002, liefkozend Blackie Waggie genoemd. Ruim vier jaar lang was dit autootje mijn trouwe metgezel. We hebben samen stormen getrotseerd, eindeloze files doorstaan en avonturen beleefd op de snelweg én in achterafweggetjes. Maar aan alles komt een eind, en helaas kwam Blackie Waggie dit jaar niet meer door de APK. Met pijn in mijn hart heb ik besloten hem in te ruilen.

Blackie Waggie was klein, maar dapper. Nooit liet hij mij in de steek. Zelfs met z’n ouderdomskwaaltjes en krakende deuren wist hij me altijd op mijn bestemming te krijgen. Hij was misschien geen krachtpatser of snelheidsduivel, maar hij had karakter. En karakter weegt, zeker als je jarenlang op elkaar hebt kunnen bouwen.

De beslissing om hem in te ruilen was geen gemakkelijke. Maar veiligheid gaat voor alles, en de kosten om hem door de keuring te krijgen waren simpelweg niet meer verantwoord. De garage gaf me nog even de illusie dat er hoop was, maar diep vanbinnen wist ik dat dit het einde was. Het moment dat ik hoorde dat hij naar de sloop zou gaan, kwam toch harder binnen dan verwacht.

Daar stond hij dan, tussen andere afgedankte auto's, op een gure parkeerplaats van de autosloperij. Mijn stoere, zwarte Fiësta. Blackie Waggie. Ik nam afscheid, een beetje onwennig, en misschien met een klein brokje in mijn keel. Het voelde alsof ik een goede vriend achterliet, eentje die jarenlang met me meereed, zonder ooit te klagen.

Maar elk einde maakt ruimte voor een nieuw begin. Inmiddels heb ik een nieuwe auto: een parelmoer gele Opel Astra uit 2005. En waar Blackie Waggie misschien wat ouderwets aandeed, is deze Astra uitgerust met alle luxe die je je in een auto van dat bouwjaar kunt wensen. Airconditioning, cruise control, werkende ramen —het lijkt wel alsof ik in een ruimteschip rijd. Alles doet het nog, en alles voelt ineens... nieuw. Anders.

Toch is het nog even wennen. Waar Blackie Waggie een soort persoonlijkheid had opgebouwd door de jaren heen, voelt de gele Astra nog wat anoniem. We zijn nog niet helemaal vriendjes. Ik mis de krakende ruitenwisser, de slingers voor de mechanische ramen en het stuur dat nét iets anders reageerde bij het inparkeren. Maar ik geef het tijd. Net als bij elke nieuwe relatie moet je elkaar leren kennen, vertrouwen opbouwen, en wie weet: misschien krijgt ook deze Astra, die we voorlopig "Roggel" noemen vanwege het kenteken (__-RG-GL) een definitieve naam. (Sunny? Goldie? Ik sta open voor suggesties.)

Voor nu zwaai ik Blackie Waggie uit met dankbaarheid en een klein traantje. Hij was meer dan een auto – hij was een stukje van mijn leven. En zoals het echte leven betaamt, is het tijd om vooruit te kijken. De zon schijnt, de Astra glimt, en ik rijd een nieuw hoofdstuk tegemoet.

Moord met voorbedachten rade
(en een bezem)…

2 mei 2025

Het begon onschuldig. Een piepje. Eén keertje, zomaar, op een dinsdag. Alsof mijn rookmelder wilde zeggen: "Hé, ik ben er nog hoor. Vergeet mij niet. Ik ben jouw stille, trouwe bewaker." Schattig bijna, als een kat die ’s nachts op je borst springt met een dode muis. Maar goed, je negeert het. Batterij misschien bijna leeg, denk je dan. Vervangen en dan gaat 't vanzelf wel over.

Spoiler: het ging niet over.

De dagen die volgden ontwikkelde mijn rookmelder zich tot een ware psychologische folteraar. Niet constant lawaai – o nee, zo makkelijk zou het niet zijn. Nee, dit was een geraffineerde marteling. Hij koos zijn momenten zorgvuldig uit. Altijd midden in de nacht. Altijd nét wanneer ik de slaap had gevonden. Dan BAM! Een loeiharde, hartstilstand-waardige gil uit het niets. Alsof hij zijn innerlijke banshee had gevonden. Dat ding schreeuwde de hele flat wakker.
De eerste keer schrok ik wakker en dacht aan inbrekers. De tweede keer dacht ik dat ik eindelijk bezocht werd door aliens. De derde keer... ja, de derde keer ging er iets stuk. In mij.

Ik stond op, bezweet, ogen rood van slaapgebrek, haar in een staat die je alleen in horrorfilms ziet. In een mengeling van wanhoop, woede en pure overlevingsdrang heb ik de eerste de beste bezem gegrepen en ben ik richting het plafond gemarcheerd alsof ik ging vechten tegen een draak.

Met een onhandige doch verrassend doelgerichte mep sloeg ik de rookmelder van zijn plafondtroon. Hij viel, niet in slow motion helaas – dat was dramatischer geweest – maar gewoon... pats, op de grond. Een moment keek ik naar het trillende apparaat. Hij maakte nog één laatste piepje. Een soort doodskreet. Toen was het stil.

Maar het verhaal eindigt daar niet. O nee. Ik liep naar het balkon, als een Romeinse keizer na een geslaagde veldslag, en slingerde dat kreng met de gratie van een Olympisch speerwerper richting het bouwterrein aan de overkant.
Een sierlijke boog. Een perfecte parabool. En toen: de zoetste stilte die ik in dagen heb gehoord.

Laat dit een waarschuwing zijn voor alle andere rookmelders in mijn huis. Eén piep teveel... en ook jullie vliegen.

Moeder

10 november 2024

Soms gaan de dingen in het leven niet bepaald zoals je ze hebt gepland. Zo is het gekomen dat wijlen mijn moeder haar laatste levensjaren doorgebracht heeft in Friesland. Eerst in het pittoreske dorpje Aldeboarn en later, vlak na dat mijn stiefvader Gerard overleed, in een zorgappartement in het niet minder fraaie Akkrum. Op zich allemaal geen probleem, maar voor mij is Friesland redelijk ver weg. Daarom kon ik haar niet zo vaak bezoeken als ik eigenlijk wilde.

En dat vond ik erg jammer en soms ook wel frustrerend. Want daardoor kon ik haar ook niet de aandacht geven die zij verdiende. En dat schuldgevoel werd alleen maar verergerd, omdat mijn moeder een vorm van Alzheimer had, waardoor ik haar bij ieder bezoek steeds weer een stukje meer kwijt raakte. Reden genoeg om haar vaak prettig te verrassen. Zo heb ik haar een keer verwend door haar -samen met mijn soulmaatje- te voorzien van een compleet nieuwe garderobe. Dit soort dagen waren altijd positief emotioneel en vooral erg leuk.
Als kerstcadeau in 2019 had ik echt iets leuks in petto. Zelf had moeder geen rijbewijs, maar ze vond het altijd prachtig om zichzelf flinke stukken in een auto te laten rijden langs mooie binnendoor weggetjes om zo van de omgeving te kunnen genieten. Vele kilometers heb ik zo met haar af mogen leggen langs ’s Heeren wegen.

Sinds 2017 ben ik limousinechauffeur, maar omdat moeder zover weg woonde, heeft zij mij nooit als zodanig kunnen aanschouwen. Van mijn leuke beroep wist ze dus alleen maar van de verhalen die ik haar er over vertelde. Dat bracht mij op het idee om haar rond Kerstmis 2019 te verrassen met rondrit een of twee uurtjes in een mooie crèmekleurige limousine. Een van haar lievelingskleuren. Ik kon tegen brandstofkosten zo’n limo mee krijgen van mijn werkgever en natuurlijk nam ik mijn soulmaatje ook mee. De limo was groot genoeg, dus er kon ook een verzorgende van de zorgvoorziening mee en de rollator of rolstoel paste ruimschoots achterin de kofferbak. De limo zou uiteraard ook worden voorzien van champagne en enkele Kerst gerelateerde versnaperingen. Dat niet alleen; om haar flink in het zonnetje te willen zetten was ook een lokale fanfare en een reporter van het plaatselijke sufferdje uitgenodigd. Al met al zou het een leuke dag worden. Dat was de bedoeling en ik keek er ontzettend naar uit.

Echter, begin november 2019, net toen ik ‘s morgens het kantoor van mijn andere werkgever wilde binnengaan -ik was toen tevens parttime klantadviseur bij een incassobureau-, kreeg ik een verontrustend telefoontje van de huisarts van moeder. Moeder had een stevige griep opgelopen en zou daar naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet doorheen komen. Hij adviseerde mij dringend om naar Akkrum te komen, zodat ik afscheid van haar kon nemen. Met mijn werkplek in zicht heb ik mij omgedraaid en ben ik samen met mijn maatje, die daarvoor speciaal alles van dat moment heeft losgelaten, naar Friesland afgereisd. Daar zijn we wezen logeren en hebben moeder in haar allerlaatste uren, in God’s gratie, naar de andere kant mogen begeleiden.

Op 10 november 2019 is mijn moeder in alle vroegte vredig overgevaren naar de eeuwigheid. En in plaats van een crèmekleurige limousine kwam er op 14 november speciaal voor haar een verlengde grijze Mercedes met vijfde deur voorrijden om haar naar haar laatste fysieke bestemming te rijden. De fanfare werd vervangen door een Spotify playlist met haar favoriete muziek, en het persbericht door een rouwkaart.

Daarom lieve lezers: carpe diem, morgen kan alles over zijn.


Ode aan Vriendelijkheid

13 mei 2024

In onze vaak haastige levens raken we gemakkelijk verstrikt in onze eigen beslommeringen en vergeten we soms de eenvoudige, maar krachtige impact van vriendelijkheid. Het zijn de kleine gebaren die ons eraan herinneren dat menselijkheid en verbondenheid nog steeds springlevend zijn.

Sinds ik enkele jaren geleden via een zware operatie een deel van mijn aorta heb laten vervangen, ontdekte ik hoeveel ik meer waarde ben gaan hechten aan de kleine geneugten van het leven.

Vandaag was een broeierige dag waarop eigenlijk niks volgens plan ging en liep ik met twee zware boodschappentassen vanaf mijn auto naar de lifthal in de flat waar ik woon. Vermoeid en bezweet stapte ik in de lift. Een medepassagier zag mijn vermoeidheid en drukte zonder aarzelen op de knop voor mijn verdieping. Het was een eenvoudige daad van hulpvaardigheid die mijn last lichter maakte en mijn dag opfleurde. Deze belangeloze kleine handeling van een medemens veranderde op een positieve manier mijn humeur.
Dit voorval staat niet op zichzelf. Overal om ons heen zijn er momenten van vriendelijkheid die onze wereld een beetje mooier maken. Het is de buurman die de stoep veegt zonder iets terug te verwachten, de collega die een luisterend oor biedt wanneer je het nodig hebt, of de vreemdeling die je een oprechte glimlach schenkt op een drukke straat.

In een tijd waarin het nieuws vaak wordt gedomineerd door negativiteit en verdeeldheid, zijn deze kleine daden van vriendelijkheid als lichtpuntjes in de duisternis. Ze herinneren ons eraan dat we allemaal deel uitmaken van dezelfde menselijke familie, en dat vriendelijkheid de taal is die we allemaal begrijpen.

Laten we daarom de kracht van kleine gebaren koesteren en verspreiden. Laten we onze medemens behandelen met dezelfde vriendelijkheid en compassie die we zelf ook graag ontvangen. Want in deze kleine momenten schuilt de echte schoonheid van het menselijk zijn. Verander de wereld en begin bij jezelf!


De gigantische sushi

6 mei 2024

Een verhaaltje voor het slapen gaan.
Naar een idee van Raimond Bos, geschreven door Raymond Robart.
Opgedragen aan mijn vader.
6 mei 2024

Eens, in een ver land, waar de geuren van exotische kruiden de lucht vulden en de kleuren van de markten de straten versierden, lag een rustig dorpje aan de oever van een kabbelende rivier. In dit dorpje, genaamd Sushimura, leefden de mensen in harmonie met de natuur en hun eigen creaties. Het was een plek waar dromen en fantasieën tot leven leken te komen.
Nu, in dit dorpje, was er een legende over een gigantische sushi. Niet zomaar een sushi, maar een sushi zo groot dat het de hele stad leek te overschaduwen wanneer het door de straten bewoog. Deze sushi stond bekend als het 'Gigantische Sushimonster'.
Het Gigantische Sushimonster was het spookverhaal dat moeders aan hun kinderen vertelden om hen binnen te houden wanneer de avond viel. Ze fluisterden over zijn angstaanjagende verschijning, met sushirijst zo wit als de maan en zeewier dat kronkelde als armen die naar je uitstaken.
Zijn ogen waren als glimmende kaviaarparels en zijn mond opende als een donkere afgrond, klaar om alles in één hap te verorberen.
Maar wat de mensen niet wisten, was dat het Gigantische Sushimonster eigenlijk geen monster was, maar een vriendelijke ziel die verlangde naar gezelschap. Diep onder de grond, in een geheime grot, leefde de sushi in eenzaamheid, verlangend naar menselijk contact.
Op een warme zomernacht, toen de maan hoog aan de hemel stond en de sterren fonkelden als diamanten, besloot een moedige jongen genaamd Hiro op onderzoek uit te gaan. Hij had genoeg gehoord over de legende van het Gigantische Sushimonster en was vastberaden om de waarheid te achterhalen.
Met een lantaarn in zijn hand en zijn hart bonzend van opwinding en angst, begaf Hiro zich naar de rand van het dorp, waar de geheimzinnige grot verborgen lag. Toen hij de ingang bereikte, aarzelde hij even, maar zijn nieuwsgierigheid overwon zijn angst en hij stapte moedig naar binnen. Diep in de duisternis ontdekte Hiro het Gigantische Sushimonster, rustend op een bed van zeewier en omringd door een aura van mysterie. De sushi keek Hiro met grote, vriendelijke ogen aan en glimlachte op zijn eigen unieke manier. "Wie ben jij, dappere reiziger?" vroeg de sushi met een zachte stem, die klonk als een briesje door de bladeren. "Ik ben Hiro," antwoordde de jongen, zijn stem trillend van opwinding. "Ik wilde je ontmoeten, om te zien of je echt zo angstaanjagend bent als iedereen zegt." Het Gigantische Sushimonster glimlachte opnieuw en schudde zijn hoofd. "Ik ben geen monster, Hiro. Ik ben slechts een eenzame sushi, verlangend naar gezelschap en vriendschap." Hiro keek verbaasd naar de vriendelijke reus voor hem. Hij had nooit gedacht dat de legende van het Gigantische Sushimonster zo anders zou zijn dan hij had verwacht. "Zou je... zou je vrienden willen worden?" vroeg Hiro aarzelend. De sushi straalde van blijdschap. "Niets zou me gelukkiger maken," antwoordde hij oprecht.
En zo begon een onverwachte vriendschap tussen Hiro en het Gigantische Sushimonster. Ze deelden verhalen, lachten samen en genoten van elkaars gezelschap. Langzaamaan begonnen de mensen in het dorp te begrijpen dat het Gigantische Sushimonster geen bedreiging was, maar een vriendelijke ziel die verlangde naar menselijk contact. De legende van het Gigantische Sushimonster werd herschreven, van een angstaanjagend verhaal tot een hartverwarmend sprookje over vriendschap en acceptatie. En in het rustige dorpje Sushimura leefden Hiro en het Gigantische Sushimonster nog lang en gelukkig, omringd door de liefde en vriendschap van de mensen om hen heen.

De ansichtkaart (Taxikronkel).

Deze blog komt uit de zomer van 2014, toen ik werkzaam was als WMO-taxichauffeur.
De foto is gemaakt met AI en iedere gelijkenis berust dan ook op puur toeval.

Een van onze vaste klanten, die ik vandaag weer mocht vervoeren, is een aardige, bejaarde hippie. Ergens in zijn leven moet er iets mis zijn gegaan, want hij woont in een psychiatrisch ziekenhuis. Vandaag mocht ik hem ophalen van een coffeeshop ergens in Haarlem. Hij ziet er altijd nogal onverzorgd uit. Wilde grijze haren en een idem baard die nog nooit met een schaar of trimmer heeft kennis gemaakt. Zijn polsen hangen vol met kettinkjes in allerlei kleuren die allemaal iets betekenen. Om zijn hals zit een ketting waaraan drie horloges hangen. Ook dat zal ongetwijfeld een mij volkomen onduidelijke betekenis hebben. Vandaag was hij erg blij. Niet alleen omdat hij nog drie joints en ook nog geld over had, maar vooral omdat hij bij het plaatselijk antiquariaat een oude wenskaart had gescoord. "Prettige feestdagen" stond er op. Hij was er reuze enthousiast over. Mooie kleuren blauw, groen en wit, en er stond ook nog een hondje op. 
"Is deze voor je verzameling?", vroeg ik belangstellend. Hij antwoordde ontkennend. Deze kaart was zo mooi, dat hij hem aan de dokter wilde geven. Dat had hij wel verdiend. Maar is prettige feestdagen wensen niet een beetje voorbarig, vroeg ik hem. Nee hoor, zei hij. Ik mocht hem afzetten bij het bankje voor de ingang. Want hij wilde nog even lekker in het zomerzonnetje een of twee jointjes roken. Soms ben ik wel eens jaloers op mensen die zo gemakkelijk van iedere dag een probleemloze feestdag maken. Deze meneer moet wel erg gelukkig zijn. Zo zouden we het eigenlijk allemaal moeten doen. Prettige feestdagen iedereen!